Niveau 1: Het is niet duidelijk wie de verantwoordelijkheid draagt voor de planning en indeling van het werk. Het planningsproces wordt van bovenaf opgelegd vanuit een directieve leiderschapsstijl, waarbij de lagere echelons slechts beperkt invloed kunnen uitoefenen. Er is weinig ruimte voor feedback van de lagere echelons wat betreft de planning en indeling van het werk. Niveau 2: Het planningsproces is sterk top-down georiënteerd. Bij conflicten zoekt de leidinggevende van het team naar oplossingen, maar vaak heeft het management het laatste woord. Er is sprake van een communicatiestructuur waarbinnen de planning wordt besproken en feedback mogelijk is. Niveau 3: Planning en werkindeling worden voornamelijk van bovenaf opgelegd, aansluitend bij de doelstellingen die door het management zijn gesteld. Individuele werknemers hebben enige inspraak, met name als het gaat om de implementatie en operationele aanpak voor hun team. (Groepen) individuele werknemers nemen het voortouw bij het bepalen van de wijze waarop de teamdoelen moeten worden gerealiseerd. In geval van conflicten zoekt de leidinggevende naar oplossingen. Niveau 4: De planning wordt verzorgd door het operationele team, waarbij het verwachte resultaat dient als input voor beslissingen. Teams en teamleden kunnen de planning onafhankelijk voorbereiden en aanpassen, zolang externe deadlines voor levering en andere door het management gestelde deadlines worden gehaald. Teamleden kunnen bijvoorbeeld zelfstandig orders doorschuiven voor het volgen van praktijkopleiding, zolang de KPI's van het team maar worden gerealiseerd. Niveau 5: Operationele teams kunnen het werk zelf indelen op basis van vooraf afgesproken criteria m.b.t. kwaliteit, supply chain, voorraad, klantorders en overige criteria. Teams kunnen zelfstandig beslissen of zij externe resources willen inschakelen (bijv. tijdelijke krachten) en hoe zij het vereiste resultaat behalen. Ze beheren hun eigen KPI's, in lijn met de strategie en de visie. Op deze manier kunnen ze flexibel beslissen welke (corrigerende) acties moeten worden ondernomen.

Niveau 1: Alleen het management houdt zich actief bezig met de follow-up van strategische doelstellingen. Er is geen sprake van systematische monitoring en feedback via KPI's aan de lijnverantwoordelijke. Individuele werknemers ontvangen geen feedback over de resultaten van hun werk. Er zijn geen zichtbare prestatie-indicatoren aanwezig op de werkvloer. Individuele werknemers hebben nauwelijks toegang tot KPI's. Niveau 2: KPI's worden op basis van de bedrijfsdoelstellingen vastgesteld door het management en gecommuniceerd naar managers. De aanwezige prestatie-indicatoren worden bewaakt door het management, maar worden niet structureel gecommuniceerd of gebruikt op de werkvloer. Feedback die wordt verkregen via KPI's wordt niet duidelijk gekoppeld aan de prestaties van individuele werknemers, waardoor het voor hen moeilijk is om te weten hoe zij invloed kunnen uitoefenen op de KPI's. Niveau 3: De supervisor van het team stelt op basis van de bedrijfsdoelstellingen de KPI's vast. Individuele teamleden zijn op de hoogte van hun KPI's en ondersteunen deze. De supervisor is verantwoordelijk voor de follow-up van de KPI's. Omdat in de werkomgeving prestatie-indicatoren aanwezig zijn die door de groep dagelijks worden bijgewerkt, hebben ook individuele werknemers een goed zicht op de KPI's. De supervisor is niet de enige die specifieke acties aanpast op basis van de KPI's. Niveau 4: Het team stelt zijn KPI's in overleg met de supervisor en op basis van de bedrijfsdoelstellingen vast. De teamleden weten hoe zij met hun eigen acties en beslissingen invloed kunnen uitoefenen op het realiseren van de KPI's. De supervisor en de teamleden laten zich leiden door de KPI's en overleggen over voorstellen voor verbetering. Teamleden voelen zich verantwoordelijk voor de prestatie-indicatoren en het team komt regelmatig bijeen om activiteiten voor continue verbetering te bespreken. Ze beschikken over de kennis en hulpmiddelen om KPI's te bewaken en aan te passen. Niveau 5: KPI's worden door het team permanent ontwikkeld en bewaakt. Teamleden nemen zelfstandig het initiatief om op basis van de prestatie-indicatoren maatregelen ter correctie en verbetering te ontwikkelen en implementeren. Het management wordt geïnformeerd en heeft als primaire taak om de richting en kaders aan te geven waarbinnen de teams moeten opereren. Binnen dit kader van visie en strategie zijn de operationele teams en hun leden vrij om te bepalen hoe zij hun eigen doelen succesvol ten uitvoer kunnen brengen of overtreffen.

Niveau 1: De operationele manager wijst taken toe aan individuele werknemers en houdt toezicht op de uitvoering hiervan. Niveau 2: Individuele werknemers krijgen werkinstructies zonder dat hierbij een groep of team is betrokken. Hierdoor werken werknemers naast elkaar, niet met elkaar. Niveau 3: Groepen individuele werknemers houden structureel toezicht op de activiteiten en nemen passende maatregelen indien aanpassingen nodig zijn. Werknemers werken nauw samen en de onderlinge afhankelijkheid en verbinding zijn groot. De leidinggevende neemt actief deel en fungeert meer als coach van de groep dan als een hiërarchische toezichthouder. De groepen individuele werknemers mogen zelfstandig bepalen hoe zij hun werk doen en hoe zij de taken verdelen en organiseren. Niveau 4: Het team organiseert zichzelf, zowel wat betreft interne werkzaamheden en doelen als externe contacten die buiten het team plaatsvinden. Afhankelijk van de ambities en behoeften van de individuele werknemers kan een team gemakkelijk schakelen tussen competenties en taken. Hierbij wordt rekening gehouden met de belastbaarheid en capaciteiten van elke werknemer. Teams sturen zichzelf zelfstandig aan en beschikken over de noodzakelijke vaardigheden om dit te vertalen in een goede werkindeling. Niveau 5: Teams worden zeer flexibel samengesteld. Als de samenstelling van teams wijzigt, kunnen de teamleden het werk eenvoudig in wederzijds overleg herindelen. Ook bij eventuele tegenstrijdige collectieve en individuele belangen zijn de werknemers op de werkvloer in staat deze conflicten met succes in goede banen te leiden en op te lossen. De teams werken systematisch nauw samen op de werkvloer en er wordt veel kennis en informatie uitgewisseld tussen de teams.